Ondernemingsraden in het mbo moeten de komende tijd extra alert zijn en gebruik maken van hun recht op instemming m.b.t. de plannen voor het carrièreperspectief die eraan komen als uitvloeisel van de Werkagenda mbo.
De OR zal zijn rol moeten pakken en ervoor zorgen dat de salarismix stevig verankerd wordt in de uitgangspunten, een vinger aan de pols houdt bij realisering en de evaluatie ervan. Voor dat plan is de instemming van de ondernemingsraad vereist.
Waar gaat het om?
Op 20 oktober 2022 presenteerde minister Dijkgraaf in zijn brief aan de Tweede Kamer de inzet voor de Werkagenda mbo. Er worden de komende jaren vele miljarden geïnvesteerd in het mbo. Met de nodige impulsen en financiële middelen moet de Werkagenda een aanzet zijn tot kansengelijkheid, verbeterde aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en onderwijs voor de toekomst. Uitgangspunt is dat onderwijsteams en studenten de kwaliteit van het mbo gestalte geven.

Vanaf 2024 is er bijna een miljard extra per jaar beschikbaar voor het mbo. Dat geld is er voor
- het bevorderen van gelijke kansen: 250 miljoen per jaar
- de verbetering aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt: 60 miljoen per jaar
- kwaliteitsonderzoek en innovatie: 90 miljoen per jaar
- kwaliteitsafspraken 540 miljoen per jaar, waarvan 142 miljoen t.b.v. carrièreperspectief onderwijzend personeel.
Al dat beschikbare geld zal de komende jaren zichtbaar worden in de begrotingen van de scholen. Voor de ondernemingsraden is het daarom van belang dat inzichtelijk is op welke wijze het geld van de Werkagenda wordt ingezet in hun organisatie. Niet alleen hoe e.e.a. in de begroting wordt opgenomen, maar vooral ook wat de beoogde opbrengsten moeten zijn van deze extra financiële middelen. Het is ook aan de ondernemingsraad om te monitoren of de doelstellingen (de beoogde opbrengsten) ook daadwerkelijk gehaald worden. Een niet altijd gemakkelijke taak, want hoe meet je het bevorderen van kansengelijkheid of het verbeteren van studentenwelzijn? Eenvoudiger is het meten van het aantal vroegtijdige schoolverlaters, het aantal studenten dat naar het hbo gaat of het aantal studenten dat wordt ondersteund bij de inburgering.
Doelstelling 1.2
Doelstelling 1.2 van de Werkagenda luidt:
“We zorgen ervoor dat het werken in het mbo aantrekkelijk blijft. Daarvoor is het nodig dat we zorgen dat de werkdruk van onderwijsteams niet hoog is. Alle docenten hebben voldoende mogelijkheden tot ontwikkeling en professionaliseren, samen met hun onderwijsteams”
Met name deze doelstelling is van belang voor de medezeggenschap. Want docenten in het mbo moeten uitzicht hebben op een carrièreperspectief. Hiervoor wordt specifiek een budget van € 142 miljoen binnen de regeling kwaliteitsafspraken vastgelegd. De € 52 miljoen vanuit de huidige Regeling Salarismix zal hieraan worden toegevoegd. Door die toevoeging aan de kwaliteitsafspraken dreigt natuurlijk het gevaar dat de verbetering van de salarismix/functiemix uit het beeld verdwijnt. Maar elke school moet wel een onderbouwd plan hebben voor de verdeling van de salarisschalen, een plan hoe de gelden in te zetten voor het verbeteren van het carrièreperspectief van het onderwijzend personeel.
Aandacht in de plannen moet er overigens o.a. ook zijn voor instroom, doorstroom, het behoud van personeel en het verminderen van de werkdruk.
Het Platform Medezeggenschap MBO heeft meer dan eens onderzoek gedaan naar de Functiemix in het mbo. In onze publicaties daarover kwamen we tot de conclusie dat er alleen maar sprake was van “downgrading”, ondanks gemaakte afspraken ter verbetering van de functiemix. Ook ons onderzoek naar de effecten van de werkdrukplannen in 2022 gaf een weinig rooskleurig beeld.
Rob Nederkoorn