SER: Investeer in leven lang ontwikkelen

Het leven lang ontwikkelen hangt al een tijdje boven de arbeidsmarkt en het middelbaar beroepsonderwijs. Echter, leven lang ontwikkelen heeft nog niet opgebracht wat men ervan verwachtte. Inmiddels lopen de tekorten op de arbeidsmarkt steeds verder op en zijn mensen zonder startkwalificatie (mbo-2) – en die een grote bijdrage kunnen leveren in het oplossen van arbeidsmarktproblemen- volgens de monitor leercultuur minder bereid om zich te professionaliseren of om daartoe gestimuleerd te worden.

De Sociale-Economische Raad is dan ook niet voor niets ontevreden over het huidige kabinetsbeleid als het gaat om het leven lang ontwikkelen en wil dat het nieuwe kabinet hier stevig op in gaat zetten. In de onlangs verschenen nieuwsbrief van 14 maart schrijft de SER: ‘De rijksoverheid heeft de afgelopen jaren onvoldoende ondernomen om leven lang ontwikkelen structureel in de samenleving te verankeren. De overheidsfinanciering is vaak tijdelijk en de regelingen kennen hoge administratieve lasten’.

Volgens de SER moet het nieuwe kabinet om in te kunnen spelen op de veranderingen in werk en de tekorten op de arbeidsmarkt, structureel en voorspelbaar investeren in de professionele ontwikkeling van de beroepsbevolking. De SER roept de rijksoverheid op een actieve rol te pakken op de volgende 6 onderdelen van leven lang ontwikkelen:

  • Erkend onderwijs voor leven lang ontwikkelen: De taak voor leven lang ontwikkelen moet in het publiek onderwijs wettelijk worden erkend. Het rijk moet de regelgeving en bekostiging hierop laten aansluiten.
  • Leerrechten voor iedereen: Elke Nederlander krijgt een ‘leerrecht’ voor erkend onderwijs en voor gerichte modules om in te zetten voor bij-, om- en opscholing.
  • Beter loopbaanadvies en begeleiding: De overheid moet zorgen voor toegankelijke en onafhankelijke ondersteuning en advies. Sociale partners, gemeenten, UWV en onderwijsinstellingen werken daarin samen. Zo weten werkenden, werkzoekenden en ondernemers altijd waar ze terecht kunnen.
  • Meer focus op vaardigheden: Kennis en vaardigheden van werkenden en werkzoekenden moeten beter zichtbaar worden gemaakt, voor een verbeterde afstemming op functies en loopbaanmogelijkheden. In de sterk veranderende arbeidsmarkt wordt dit steeds belangrijker.
  • De basis op orde: Zonder goede basis is het moeilijk om verdere ontwikkeling op gang te krijgen. Er moeten voldoende middelen zijn voor de basisvaardigheden taal, rekenen en digitale skills.
  • Gezamenlijke visie: De SER vraagt de regering om samen tot een gedurfde visie en krachtig beleid te komen voor de arbeidsmarkt, inclusief een blijvende integratie van leven lang ontwikkelen.

Download hier het SER-advies structurele verankering van leven lang ontwikkelen

Bron: Sociaal-Economische Raad, 14 maart 2024.

Wel of geen verplichte rekentoets ?

De verplichte rekentoets in het mbo werd deze week ter discussie gesteld in het pleidooi van Hans van Luit- ‘Verspil niet langer mbo-talent, stop met die verplichte rekentoets’- in de Volkskrant van 26 februari jl. – naar aanleiding van de petitie om de verplichte rekentoets af te schaffen. Met het afschaffen van de verplichte rekentoets in het middelbaar beroepsonderwijs kiest men voor een kortetermijnoplossing en wordt in mijn ogen het paard achter de wagen gespannen. Integreren in de beroepscontext is een betere en vooral structurelere oplossing. Daarnaast ligt er hier een duidelijke link over deze beslissing besloten in het Professioneel Statuut (PS).

Lees- en schrijfproblemen oorzaak slechte rekenvaardigheid

Het verplichte rekenexamen is sinds 2022 onderdeel van het mbo-diploma. Maar om rekenen in het mbo op een echt hoger plan te krijgen is meer nodig en dat doe je niet door het verplichte rekenexamen weer af te schaffen.

Toen minister Slob destijds eindelijk met de verplichte rekentoets op de proppen kwam, werd dit door veel van mijn collega’s met gejuich ontvangen. “Het vak telt weer mee en de studenten nemen het vak weer serieus”, zo luidde hun oordeel. De scholen mochten vanaf toen zelf het rekenexamen gaan maken. Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) kreeg zelfs een jaar langer de tijd om de verplichte rekentoets in te voeren.

Het verplichte rekenexamen als wezenlijk onderdeel van het mbo-diploma was en bleef een zware opgave voor die beroepsopleidingen waar de minst reken- en taalvaardige leerlingen na het vmbo terechtkomen. Bovendien staat het vak rekenen los van de beroepscontext en ontbreekt het vak in de meeste kwalificatiedossiers. De nadruk van het huidige rekenonderwijs ligt te veel op het maken van de digitale rekentoets en niet op het ‘leren rekenen’ zelf. De meeste studenten komen van het vmbo en moeten dan voldoen aan niveau 2F. Ze zouden dus moeten kunnen rekenen.

Desondanks hebben ze veel problemen met dit vak. Zo zijn breuken en staartdelingen nog steeds problematisch. Trouwens, wie doet dat tegenwoordig nog? En vooral het slecht kunnen lezen en het niet recht onder elkaar schrijven van de getallen die  voor 90 procent van de problemen met het rekenen veroorzaken waar nauwelijks aandacht voor is. En wat te denken van het advies om het rekenen met breuken uit het curriculum van het basisonderwijs te halen?

Het mbo is anders van karakter

Naast algemene vakken zoals Nederlands, Engels, Duits en rekenen kent het mbo inmiddels meer dan 3900 kwalificatiedossiers en bijna net zoveel keuzedelen. Deze kwalificatiedossiers bevatten per beroepsopleiding de beroepsgerichte examenvakken. De keuzedelen zijn bedoeld voor verdieping en verbreding van de kennis en vaardigheden van de student. Ter vergelijking: het voortgezet onderwijs kent in totaal negentien examenvakken. Dit maakt mede het karakter van het mbo zo anders dat zowel de aanpak van de rekenvaardigheid als de toetsing compleet anders moet. Ook zijn er wezenlijke verschillen tussen de leerlingen van het vo en die van het mbo. In de politieke discussies over het onderwijs blijft deze nuancering vaak buiten beschouwing.

Net als elders in het onderwijs is er ook in het mbo een tekort aan docenten en een grote vraag naar ervaren en bekwame rekendocenten. Omdat er geen aparte lerarenopleiding voor reken- en mbo-docenten is, wordt het tekort opgelost met aanvullende rekencursussen, zij-instromers en de instroom uit het basisonderwijs. Op langere termijn biedt een specifieke, volledige lerarenopleiding voor mbo-docenten meer soelaas dan oplossingen met zij-instromers.

Alle in de bovengenoemde alinea genoemde onderwerpen hebben een duidelijke relatie met het Professioneel Statuut. Dat betekent dat zowel de ondernemingsraad van de onderwijsinstelling net als de opleidingsteams, conform het principe van de ’teams aan zet’, hierin hun verantwoordelijk zullen moeten nemen.

Om rekenen in het mbo op een hoger plan te krijgen, moet het beroepsgericht en per beroepssector worden aangeboden. De opgaven, met name de contextopgaven, moeten een relatie hebben met de beroepssector. Het rekenonderwijs en -examen kunnen het beste per kwalificatiedossier worden ingericht en dat vergt veel maatwerk. Dit doet meer recht aan studenten met dyscalculie of met een ernstig rekenprobleem die een mbo-opleiding volgen. Bovendien is het beter en eenvoudiger om ze  een passende rekentoets, passend bij hun specifieke opleiding, aan te bieden.

Een gedeelte van dit artikel is al eerder gepubliceerd in Trouw (Opinie, Toon Rekkers, 26 feb 2019) onder de titel ‘Neem rekenen op het mbo serieus’.