Bedrijfsleven heeft leercultuur nodig

Volgens Herman Blom en Martin Struik moet de overheid, net als in Duitsland, de regie nemen om langdurig vakmensen in het mbo op te leiden. In haar adviesrapport , ‘Een klemmend beroep’, in maart jl. stelt  de Onderwijsraad dat  als antwoord op de krappe arbeidsmarkt beroepsopleidingen (mbo) en bedrijven samen vakmensen moeten op leiden volgens Blom en Struik het paard achter de wagen spannen. En dat komt omdat het Nederlandse bedrijfsleven geen leercultuur kent. Bij veel bedrijven ontbreken in de regel adequate leersystemen waarin de werkzaamheden die studenten in de praktijk uitvoeren, bijdragen aan hun opleiding. Ook is  er geen capaciteit voor de praktijkbegeleiding van studenten. De mbo-onderwijsinstellingen en bedrijven moeten de tering naar de nering  zetten en worden gedwongen om op zoek te gaan naar alternatieven die minder of geen beslag leggen op de schaarse opleidingsplaatsen en praktijkbegeleiding. Veelal moeten scholen steeds meer  gebruik maken van (praktijk)simulaties.

De Onderwijsraad laat de vraag open hoe de  huidige opleidingssystemen met voldoende goede opleiders  kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van mensen. Volgens Herman Blom en Martin struik zou de overheid van het bedrijfsleven, net als bijvoorbeeld in Duitsland,  moeten verlangen dat investeren in systematisch begeleide leer-werk-trajecten en een goede verankering in de bedrijven zelf.  Naar de mening van Blom en Struik laat De Onderwijsraad in hun adviesrapport kansen liggen om te pleiten voor de uitbouw en verbetering van de bestaande duale praktijk.

Tot slot merken ze in hun opiniestuk in ScienceGuide op; ‘De ’leven lang leren/ontwikkelen’-industrie groeit en bloeit in Nederland. Er is veel aanbod door bedrijven en mbo- en hbo-instellingen, maar de ontwikkeling van een ‘leercultuur’ in bedrijven lijkt er niet van te komen’.

Bron: ScienceGuide: ‘Overheid moet regie nemen in voortdurend opleiden van vakmensen’. Opinie; door Herman Blom & Martin Struik,12 juli 2024

Download hier het volledige artikel

Plotse daling aanmeldingen mbo

De aanmeldingen voor het mbo blijven plotseling op veel scholen achter bij de verwachtingen. In het mbo leek de krimp volgens de Referentieraming 2024 mee te vallen.  Eerder was al een krimp van 10.000 studenten voorspeld. Het onverwacht sterk gestegen percentage gezakte leerlingen bij de eindexamens leidde op veel mbo-instellingen tot een daling in het aantal aanmeldingen. Vooral de opleidingen in de zorg, onderwijsassistenten en techniek lijken hier last van te hebben. In de Referentieraming 2024 wordt ook nog de stijgende werkloosheid genoemd als een mogelijke oorzaak. Dat komt omdat er daardoor sprake is van een verschuiving naar de beroeps opleidende leerweg (BOL) ten koste van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Dit drukt op de formatie omdat de BOL voltijdsopleidingen zijn en ondanks de dalende studentenaantallen er toch meer leerkrachten nodig zijn, maar de bekostiging niet parallel loopt. 

Referentieramingen  2024 per sector zijn te vinden op:

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/04/24/referentieraming-ocw-2024

Wel of geen verplichte rekentoets ?

De verplichte rekentoets in het mbo werd deze week ter discussie gesteld in het pleidooi van Hans van Luit- ‘Verspil niet langer mbo-talent, stop met die verplichte rekentoets’- in de Volkskrant van 26 februari jl. – naar aanleiding van de petitie om de verplichte rekentoets af te schaffen. Met het afschaffen van de verplichte rekentoets in het middelbaar beroepsonderwijs kiest men voor een kortetermijnoplossing en wordt in mijn ogen het paard achter de wagen gespannen. Integreren in de beroepscontext is een betere en vooral structurelere oplossing. Daarnaast ligt er hier een duidelijke link over deze beslissing besloten in het Professioneel Statuut (PS).

Lees- en schrijfproblemen oorzaak slechte rekenvaardigheid

Het verplichte rekenexamen is sinds 2022 onderdeel van het mbo-diploma. Maar om rekenen in het mbo op een echt hoger plan te krijgen is meer nodig en dat doe je niet door het verplichte rekenexamen weer af te schaffen.

Toen minister Slob destijds eindelijk met de verplichte rekentoets op de proppen kwam, werd dit door veel van mijn collega’s met gejuich ontvangen. “Het vak telt weer mee en de studenten nemen het vak weer serieus”, zo luidde hun oordeel. De scholen mochten vanaf toen zelf het rekenexamen gaan maken. Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) kreeg zelfs een jaar langer de tijd om de verplichte rekentoets in te voeren.

Het verplichte rekenexamen als wezenlijk onderdeel van het mbo-diploma was en bleef een zware opgave voor die beroepsopleidingen waar de minst reken- en taalvaardige leerlingen na het vmbo terechtkomen. Bovendien staat het vak rekenen los van de beroepscontext en ontbreekt het vak in de meeste kwalificatiedossiers. De nadruk van het huidige rekenonderwijs ligt te veel op het maken van de digitale rekentoets en niet op het ‘leren rekenen’ zelf. De meeste studenten komen van het vmbo en moeten dan voldoen aan niveau 2F. Ze zouden dus moeten kunnen rekenen.

Desondanks hebben ze veel problemen met dit vak. Zo zijn breuken en staartdelingen nog steeds problematisch. Trouwens, wie doet dat tegenwoordig nog? En vooral het slecht kunnen lezen en het niet recht onder elkaar schrijven van de getallen die  voor 90 procent van de problemen met het rekenen veroorzaken waar nauwelijks aandacht voor is. En wat te denken van het advies om het rekenen met breuken uit het curriculum van het basisonderwijs te halen?

Het mbo is anders van karakter

Naast algemene vakken zoals Nederlands, Engels, Duits en rekenen kent het mbo inmiddels meer dan 3900 kwalificatiedossiers en bijna net zoveel keuzedelen. Deze kwalificatiedossiers bevatten per beroepsopleiding de beroepsgerichte examenvakken. De keuzedelen zijn bedoeld voor verdieping en verbreding van de kennis en vaardigheden van de student. Ter vergelijking: het voortgezet onderwijs kent in totaal negentien examenvakken. Dit maakt mede het karakter van het mbo zo anders dat zowel de aanpak van de rekenvaardigheid als de toetsing compleet anders moet. Ook zijn er wezenlijke verschillen tussen de leerlingen van het vo en die van het mbo. In de politieke discussies over het onderwijs blijft deze nuancering vaak buiten beschouwing.

Net als elders in het onderwijs is er ook in het mbo een tekort aan docenten en een grote vraag naar ervaren en bekwame rekendocenten. Omdat er geen aparte lerarenopleiding voor reken- en mbo-docenten is, wordt het tekort opgelost met aanvullende rekencursussen, zij-instromers en de instroom uit het basisonderwijs. Op langere termijn biedt een specifieke, volledige lerarenopleiding voor mbo-docenten meer soelaas dan oplossingen met zij-instromers.

Alle in de bovengenoemde alinea genoemde onderwerpen hebben een duidelijke relatie met het Professioneel Statuut. Dat betekent dat zowel de ondernemingsraad van de onderwijsinstelling net als de opleidingsteams, conform het principe van de ’teams aan zet’, hierin hun verantwoordelijk zullen moeten nemen.

Om rekenen in het mbo op een hoger plan te krijgen, moet het beroepsgericht en per beroepssector worden aangeboden. De opgaven, met name de contextopgaven, moeten een relatie hebben met de beroepssector. Het rekenonderwijs en -examen kunnen het beste per kwalificatiedossier worden ingericht en dat vergt veel maatwerk. Dit doet meer recht aan studenten met dyscalculie of met een ernstig rekenprobleem die een mbo-opleiding volgen. Bovendien is het beter en eenvoudiger om ze  een passende rekentoets, passend bij hun specifieke opleiding, aan te bieden.

Een gedeelte van dit artikel is al eerder gepubliceerd in Trouw (Opinie, Toon Rekkers, 26 feb 2019) onder de titel ‘Neem rekenen op het mbo serieus’.

Wat kunnen bestuurders en OR met uitkomsten rapport-Van Rijn?

Begin februari kwam het rapport van de commissie Van Rijn uit over het onderzoek naar het grensoverschrijdend gedrag bij de NPO. De uitkomsten van het onderzoek zorgden voor veel commotie in Nederland. Wat kunnen werkgevers en de OR leren uit het rapport?

Vijf aanbevelingen

Werkgeversvereniging AWVN concludeert dat ook andere werkgevers kunnen leren van de uitkomsten van het rapport ‘Niets gezien, niets gehoord en niets gedaan’. Op basis van de rapportage benoemt de AWVN de belangrijkste vijf aanbevelingen voor bestuurders om een veilige werkplek te creëren:

Investeer in de kwaliteit van leiderschapsgedrag.
 
School leidinggevenden in het herkennen van grensoverschrijdend gedrag.
 
Kijk niet alleen naar incidenten, maar ontdek de achterliggende patronen.
 
Zorg ervoor dat werknemers zich veilig kunnen uitspreken.
 
Doe het samen: zorg voor duidelijke checks and balances binnen de organisatie.
 

Reactie vakbonden

Het CNV is kritisch over de uitkomsten van het rapport en vindt de adviezen van de commissie-Van Rijn te vrijblijvend. ‘Wat extra toezicht en begeleiding biedt geen soelaas.’ De vakbond pleit ervoor dat ieder bedrijf een pestprotocol moet krijgen waarin duidelijk staat weergegeven wat medewerkers kunnen doen bij grensoverschrijdend gedrag. Iedereen moet dit protocol ondertekenen. Vakbond FNV roept op tot een effectief systeem op de werkvloer dat de machtsverhoudingen verbetert en pleit onder andere voor preventieve maatregelen.

Wat kan de OR?

De OR heeft een stimulerende taak bij de naleving van de Arbowet. Hij kan het onderwerp sociale veiligheid op de agenda zetten. De OR kan de bestuurder vragen met voorstellen te komen, bijvoorbeeld voor het opstellen van richtlijnen, aanscherpen van de klokkenluidersregeling of gedragscodes en het aanstellen van een vertrouwenspersoon. Als de bestuurder dat niet doet, kan de OR zelf met voorstellen komen.

Bron: SDU Inzicht in de OR, 26 feb 2024

Kansenongelijkheid niet kleiner.

De Algemene Rekenkamer stelt in haar definitieve rapport ‘Op weg naar gelijke kansen in het middelbare beroepsonderwijs’, dat de inzet van 1,6 miljard euro naast het vaste mbo-budget de kansenongelijkheid en de achterstanden niet heeft verkleind. Van de concrete afspraken tussen de minister van OCW en besturen van mbo-scholen over gelijke kansen voor studenten die tot betere resultaten kunnen leiden, is weinig terecht gekomen. “Uit het onderzoek blijkt dat het bewijs ontbreekt dat de huidige stimuleringsmaatregelen van de minister van OCW de ongelijke kansen in het mbo terugdringen”, aldus de Algemene Rekenkamer.

Volgens de Algemene Rekenkamer laat het onderzoek zien dat veel studenten tevreden zijn over het mbo. De minister heeft al wel de positie van studenten in het mbo verbeterd via studiefinanciering en een OV-kaart. Mbo-instellingen hebben ook extra geld ingezet voor meer leermiddelen en personele inzet om achterstanden weg te werken. Dat heeft enig effect gehad, maar door gebrek aan informatie is niet duidelijk hoeveel. Voor de komende jaren is er weer extra geld uit de OCW-begroting beschikbaar voor het terugdringen van kansenongelijkheid. Doch geeft de minister onvoldoende aan het mbo aan, wat dit geld op moet leveren.

De Algemene Rekenkamer heeft op 12 september 2023 een eerste publicatie over dit onderzoek aan het parlement aangeboden. Het volledige onderzoek ‘Op weg naar gelijke kansen in het middelbare beroepsonderwijs – wat zeggen data en praktijk?’ is op 14 februari 2024 gepubliceerd en aan het parlement aangeboden.

Bron: Algemene Rekenkamer, Op weg naar gelijke kansen in het middelbare beroepsonderwijs – wat zeggen data en praktijk?, 14-02-2024.

Download het onderzoek