Wat kunnen bestuurders en OR met uitkomsten rapport-Van Rijn?

Begin februari kwam het rapport van de commissie Van Rijn uit over het onderzoek naar het grensoverschrijdend gedrag bij de NPO. De uitkomsten van het onderzoek zorgden voor veel commotie in Nederland. Wat kunnen werkgevers en de OR leren uit het rapport?

Vijf aanbevelingen

Werkgeversvereniging AWVN concludeert dat ook andere werkgevers kunnen leren van de uitkomsten van het rapport ‘Niets gezien, niets gehoord en niets gedaan’. Op basis van de rapportage benoemt de AWVN de belangrijkste vijf aanbevelingen voor bestuurders om een veilige werkplek te creëren:

Investeer in de kwaliteit van leiderschapsgedrag.
 
School leidinggevenden in het herkennen van grensoverschrijdend gedrag.
 
Kijk niet alleen naar incidenten, maar ontdek de achterliggende patronen.
 
Zorg ervoor dat werknemers zich veilig kunnen uitspreken.
 
Doe het samen: zorg voor duidelijke checks and balances binnen de organisatie.
 

Reactie vakbonden

Het CNV is kritisch over de uitkomsten van het rapport en vindt de adviezen van de commissie-Van Rijn te vrijblijvend. ‘Wat extra toezicht en begeleiding biedt geen soelaas.’ De vakbond pleit ervoor dat ieder bedrijf een pestprotocol moet krijgen waarin duidelijk staat weergegeven wat medewerkers kunnen doen bij grensoverschrijdend gedrag. Iedereen moet dit protocol ondertekenen. Vakbond FNV roept op tot een effectief systeem op de werkvloer dat de machtsverhoudingen verbetert en pleit onder andere voor preventieve maatregelen.

Wat kan de OR?

De OR heeft een stimulerende taak bij de naleving van de Arbowet. Hij kan het onderwerp sociale veiligheid op de agenda zetten. De OR kan de bestuurder vragen met voorstellen te komen, bijvoorbeeld voor het opstellen van richtlijnen, aanscherpen van de klokkenluidersregeling of gedragscodes en het aanstellen van een vertrouwenspersoon. Als de bestuurder dat niet doet, kan de OR zelf met voorstellen komen.

Bron: SDU Inzicht in de OR, 26 feb 2024

Kansenongelijkheid niet kleiner.

De Algemene Rekenkamer stelt in haar definitieve rapport ‘Op weg naar gelijke kansen in het middelbare beroepsonderwijs’, dat de inzet van 1,6 miljard euro naast het vaste mbo-budget de kansenongelijkheid en de achterstanden niet heeft verkleind. Van de concrete afspraken tussen de minister van OCW en besturen van mbo-scholen over gelijke kansen voor studenten die tot betere resultaten kunnen leiden, is weinig terecht gekomen. “Uit het onderzoek blijkt dat het bewijs ontbreekt dat de huidige stimuleringsmaatregelen van de minister van OCW de ongelijke kansen in het mbo terugdringen”, aldus de Algemene Rekenkamer.

Volgens de Algemene Rekenkamer laat het onderzoek zien dat veel studenten tevreden zijn over het mbo. De minister heeft al wel de positie van studenten in het mbo verbeterd via studiefinanciering en een OV-kaart. Mbo-instellingen hebben ook extra geld ingezet voor meer leermiddelen en personele inzet om achterstanden weg te werken. Dat heeft enig effect gehad, maar door gebrek aan informatie is niet duidelijk hoeveel. Voor de komende jaren is er weer extra geld uit de OCW-begroting beschikbaar voor het terugdringen van kansenongelijkheid. Doch geeft de minister onvoldoende aan het mbo aan, wat dit geld op moet leveren.

De Algemene Rekenkamer heeft op 12 september 2023 een eerste publicatie over dit onderzoek aan het parlement aangeboden. Het volledige onderzoek ‘Op weg naar gelijke kansen in het middelbare beroepsonderwijs – wat zeggen data en praktijk?’ is op 14 februari 2024 gepubliceerd en aan het parlement aangeboden.

Bron: Algemene Rekenkamer, Op weg naar gelijke kansen in het middelbare beroepsonderwijs – wat zeggen data en praktijk?, 14-02-2024.

Download het onderzoek

Een sprookje of een nachtmerrie…

Door: Micha van der Wolk, bestuurslid Platform Medezeggenschap MBO

Er was eens een enthousiast mbo-team dat heel graag een nieuwe collega wilde opleiden tot docent Nederlands. De achtergrond was dat er een tekort was aan docenten Nederlands en dat de opgave om studenten hun taalvaardigheden op niveau van de diploma-eisen te brengen erg groot was in de context van de grootsteedse problematiek. De werkbegeleider maakte werk van de wens van het team en er meldde zich een eerstejaars stagiaire van de deeltijdopleiding Nederlands van de hogeschool. Ze had zelf na het vmbo op het mbo gezeten en wilde graag zich in het mbo ontwikkelen tot docent Nederlands. Ze was 25 jaar oud, en alleenstaand, moeder en moest dus naast haar deeltijdopleiding werken om haar rekeningen te kunnen betalen. Ze werkte in de zorg, maar de maand was steeds te lang of haar inkomen schoot tekort.

Als stagiaire kreeg ze de kans te experimenten en mee te kijken in de oriëntatiefase van haar eerste stageperiode. Van zelf lesgeven was nog geen sprake. Haar vakcoach liet haar zien wat het instroomniveau van haar studenten was. De stagiaire schrok hiervan. Bijna de helft van de startende eerstejaars haalden niet het niveau van 1F. Terwijl 3F de diploma-eis was.

Na de drie maanden oriënteren meldde de stagiaire tijdens een begeleidingsgesprek aan de werkbegeleider dat ze een nieuwe bijbaan had gevonden. Ze kon bij Maandag zelfstandig aan de slag als docent Nederlands op een vmbo in een van de welbekende prachtwijken. Dit zou betekenen dat ze, met drie maanden ervaring als student/stagiaire van de lerarenopleiding Nederlands als docent les zou gaan geven aan de leerlingen op een van de toeleverende scholen van de mbo-opleiding waar ze zelf haar oriënterende stage deed.

Maandag neemt een student uit het eerste jaar van de lerarenopleiding aan en zendt haar uit als docent Nederlands in het vmbo. Dat is door Maandag ingegeven door winstbejag en korte termijn denken: los van of ze het zou kunnen is het afbreukrisico voor deze stagiair levensgroot. De vmbo lijkt in paniek: er is een schreeuwend tekort aan bevoegde docenten Nederlands en dit is wat ze dan blijkbaar doen. Los van de veronderstelde kwaliteiten en inzet van de stagiaire is het goed even stil te staan bij de leerlingen en hun ouders die verwachten dat ze op de vmbo goed onderwijs krijgen en een mooi diploma zullen verdienen waarmee ze naar het mbo kunnen om hun droom waar te maken. De realiteit is anders: de leerlingen in het vmbo krijgen een onervaren en onbevoegde docent die zelf het vak leert als stagiaire in het mbo. Daar, in het mbo, komen haar leerlingen binnen met een bijzonder laag niveau Nederlands, waar collega’s hun benen uit hun lijf lopen om de studenten aan de diploma-eisen te laten voldoen. Onbegonnen werk!

Dit artikel is ook verschenen in ‘Het Onderwijsblad’ (AOb) van februari 2024 onder de titel ‘Vmbo in paniek’.

Cursusdag 8 februari

Met 64 deelnemers kenden we vandaag een druk bezette dag met enthousiaste deelnemers. Ze konden hun kennis aanscherpen in de de vijf cursussen;

  • Minder ervaren en beginnende OR-leden                                            
  • OR en ARBO
  • Breng je vaardigheden als ambtelijk secretaris naar een hoger niveau
  • Van standpunten naar (gezamenlijk) belang op basis van het Match Principe
  •  Driedaagse basiscursus financiën,  ‘Medezeggenschap en cijfers’